Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 mei 2024, nr. 46167721, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs (2024)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikelen 2.2, tweede lid, 2.4a, tweede lid, 4.11, eerste en tweede lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid, 4.23, eerste lid, 4.24, eerste lid, 4.30, eerste lid en 4.32, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen ten eerste samen met de berekening van de rijksbijdrage 2024 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2024 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste berekening van de rijksbijdrage 2024 betrof de berekening in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daarnaast worden er wijzigingen doorgevoerd in verband met de vaststelling van de hoogte van het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2025–2026.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU en VH hebben aangegeven dat zij zich kunnen vinden in de wijzigingsregeling en hebben er geen opmerkingen over. De UNL roept in haar bestuurlijke reactie op om extra middelen (investeringen) te dekken uit aanvullende middelen en niet uit het budgettaire kader van andere instellingen.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2024 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Grondslagen

  • In artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat bij ministeriële regeling het bedrag voor het volledig wettelijk collegegeld wordt vastgesteld aan de hand van indexatie op basis van de gemiddelde consumentenprijsindex over 12maanden (mei t/m april). Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het wettelijk collegegeld en het collegegeld OU zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4a, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling het minimumbedrag voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2.2, tweede en derde lid, van het UWHW. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.30, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op aanvraag kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege in het vooruitzicht gestelde kwaliteit. In artikel 4.32, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ambtshalve kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege gerealiseerde kwaliteit. Deze twee artikelen zijn de grondslag voor het aanpassen van bijlage 10 en 11 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages en bedragen voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen vanwege loon- en prijsbijstelling 2024 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2024 (HGIS) en als gevolg van het toevoegen van middelen voor het programma Zwaartekracht.1

B

Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het UWHW wordt het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2025–2026 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. De wijziging wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de periode mei tot en met april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling, heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex 'reeks alle huishoudens' zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2025–2026 wordt vermenigvuldigd met 127,24 (gemiddelde mei 2023 t/m april 2024) en gedeeld door 123,87 (gemiddelde mei 2022 t/m april 2023). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2025–2026. Hoewel de waarde van het collegegeld voor de Open Universiteit (per studiepunt), bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, WHW en het hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, WHW niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in deze toelichting genoemd.

Vorm wettelijk collegegeld

Studiejaar 2024–2025

Niet afgerond

Studiejaar 2024–2025

Afgerond

Studiejaar 2025–2026

Niet afgerond

Studiejaar 2025–2026

Afgerond

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€2.530,37

€2.530

€2.600,64

€2.601

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: €1.506,36

Maximumbedrag: €2.530,37

Minimumbedrag: €1.506

Maximumbedrag: €2.530

Minimumbedrag: €1.548,20

Maximumbedrag: €2.600,64

Minimumbedrag: €1.548

Maximumbedrag: €2.601

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: €42,17

Maximumbedrag: €84,35

Minimumbedrag: €42,17

Maximumbedrag: €84,35

Minimumbedrag: €43,34

Maximumbedrag: €86,69

Minimumbedrag: €43,34

Maximumbedrag: €86,69

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: €2.530,37

Maximumbedrag: €12.651,84

Minimumbedrag: €2.530

Maximumbedrag: €12.652

Minimumbedrag: €2.600,64

Maximumbedrag: €13.003,19

Minimumbedrag: €2.601

Maximumbedrag: €13.003

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2024 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2024. Verder is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2024 €52.532 afgehaald van de bijdrage aan de Protestantse Theologische Universiteit in verband met de geplande opheffing van het seminarium Bond van Vrije Evangelische Gemeenten conform brief 43916583.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in 2024 twee incidentele bedragen toegevoegd. Het eerste bedrag is €10.608 voor de Universiteit van Amsterdam als vervolgbijdrage voor de inrichting en het voeren van het secretariaat van de Commissie Verwantschapstabel. Deze commissie is verantwoordelijk voor de beoordeling van nieuwe verzoeken tot opname van WO-bachelors in de verwantschapstabel Educatieve Minor (brief 43841165). Het tweede bedrag is €75.000 voor de Universiteit Utrecht voor Talencampagne. Dit bedrag is toegevoegd naar aanleiding van de motie Krul (Kamerstukken II 2022/23, 31288, nr.1045). In 2025 is, het budgetrecht van het parlement respecterend, in beginsel een bedrag hiervoor toegevoegd van €25.000.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2023–2024. De bijdrage voor het jaar 2024 komt daarbij uit op €1.493.710.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2024 €3.182.316 toegevoegd voor de ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan het Europese Universiteiten Initiatief. Tijdelijke financiële steun zal worden geboden aan zowel Nederlandse instellingen die reeds als volle partner deelnemen aan een alliantie binnen het initiatief, als de Nederlandse instellingen die nog niet als volle partner in een nieuwe alliantie vertegenwoordigd zijn als financiële ondersteuning bij de aanvraagprocedure die deze instellingen hebben doorlopen (brief 45056482).

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2024 in totaal €525.000 toegevoegd bij drie universiteiten (Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Radboud Universiteit) voor pilots voor een slimmer collegejaar. Doel van de pilots is om – binnen de kaders van de WHW – het aantal onderwijs- en/of tentamenweken op een verantwoorde wijze terug te brengen, en/of bestaande onderwijsactiviteiten slimmer in te richten, zodat de werkdruk van zowel docenten en onderzoekers als van studenten wordt teruggebracht. Dit bedrag zal in beginsel, het budgetrecht van het parlement respecterend, tot en met 2026 in de onderwijsopslag van de universiteiten blijven. De betreffende instellingen zijn hiervan door middel van een brief op de hoogte gebracht (brieven 45261035, 44001418 en 39993861).

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2024. Verder is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen toegevoegd in 2024: €700.000 voor de Fontys Hogeschool voor een onderwijsloket dat zicht richt op voorlichting, informering, advisering, doorverwijzing en warme overdracht van zij-instromers naar de regio's (brief 43337047), €79.572 voor de Hogeschool InHolland in verband met het Activiteitenplan doorstroom en toegankelijkheid (brief 43279317), €400.000 voor de Hogeschool der Kunsten in Den Haag voor een herstelplan (brief 44260464), €150.000 voor de Marnix academie voor Verlenging alliantie divers voor de klas (brief 44169303) en €10.000 voor de HZ University of Applied Sciences voor onderzoek naar studiekeuzeprocessen in Zeeuwse vo-scholen met betrekking tot instroom in lerarenopleidingen (brief 43364880). Het bedrag van €79.572 voor de hogeschool InHolland en €150.000 voor de Marnix Academie zal in beginsel, het budgetrecht van het parlement respecterend, tot en met 2025 in de onderwijsopslag van deze hogescholen blijven.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2023–2024. De bijdrage voor het jaar 2024 komt daarbij uit op €1.307.785.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2024 €1.644.523 toegevoegd voor de ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan het Europese Universiteiten Initiatief. Tijdelijke financiële steun zal worden geboden aan zowel Nederlandse instellingen die reeds als volle partner deelnemen aan een alliantie binnen het initiatief, als de Nederlandse instellingen die nog niet als volle partner in een nieuwe alliantie vertegenwoordigd zijn als financiële ondersteuning bij de aanvraagprocedure die deze instellingen hebben doorlopen (brieven 45056482 en 45052536).

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de 'percentages onderwijsopslag hogescholen' in bijlage 4. Dit onderdeel is gewijzigd, omdat de incidentele toewijzing voor de hbo-opleiding theologie, die sinds 2011 onderdeel is van de onderwijsopslag in bedragen bij vier hogescholen (Christelijke Hogeschool Windesheim, Christelijke Hogeschool Ede, Hogeschool Viaa en Fontys Hogeschool), structureel is gemaakt.

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2024 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2024. Verder is dit onderdeel gewijzigd doordat de toewijzingen voor het programma Zwaartekracht zijn toegevoegd. Het gaat om zeven toewijzingen voor een totaalbedrag van 16.053.113 in 2024. De toewijzingen zijn gedaan aan de Universiteit Leiden (Anion), de Universiteit Utrecht (Flow, Adapt), de Technische Universiteit Eindhoven (Cyber security), de Wageningen University (Green TE), de Universiteit van Amsterdam (iCNS) en de Radboud Universiteit (Lifelong VISION) De bedragen zullen in beginsel, het budgetrecht van het parlement respecterend, tot en met 2033 in de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ van de betreffende universiteiten blijven. De genoemde instellingen zijn hiervan door middel van een brief op de hoogte gebracht (brieven 44345627, 44346508, 44348028, 44346631, 44346951, 44350945 en 44351835).

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9. De hogescholen die lerarenopleidingen verzorgen ontvangen een bedrag bepaald in de regeling. De verdeling van het bedrag wordt jaarlijks herijkt op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij lerarenopleidingen. Het gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert wordt over de hogescholen verdeeld naar rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2024.

H en I

Deze onderdelen betreffen de verdeling van de middelen voor kwaliteitsbekostiging over de universiteiten en hogescholen. Tot en met 2021 maakten deze middelen onderdeel uit van het onderwijsdeel van universiteiten en hogescholen. Vanaf 2022 kennen deze middelen een aparte post ‘kwaliteitsbekostiging’ en worden ze ook als zodanig gepresenteerd in de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor 2024 is het bedrag voor ‘kwaliteitsbekostiging’ €262.147.806 voor de universiteiten en €432.242.779 voor de hogescholen. De middelen worden over de instellingen verdeeld op basis van het aandeel in de studentgebonden financiering. De onderdelen zijn aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2024.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I, met uitzondering van onderdeel B, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2024 en treedt daarom in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1januari 2024.

Artikel 1, onderdeel B, heeft betrekking op de vaststelling van het collegegeld voor het studiejaar 2025–2026 en treedt daarom in werking op 1september 2025.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 mei 2024, nr. 46167721, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Mrs. Angelic Larkin

Last Updated:

Views: 6170

Rating: 4.7 / 5 (47 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Mrs. Angelic Larkin

Birthday: 1992-06-28

Address: Apt. 413 8275 Mueller Overpass, South Magnolia, IA 99527-6023

Phone: +6824704719725

Job: District Real-Estate Facilitator

Hobby: Letterboxing, Vacation, Poi, Homebrewing, Mountain biking, Slacklining, Cabaret

Introduction: My name is Mrs. Angelic Larkin, I am a cute, charming, funny, determined, inexpensive, joyous, cheerful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.